NIP

Home Veelgestelde vragen – FAQ beroepsethiek

Veelgestelde vragen ethiek

Hier vind je de antwoorden op veelgestelde vragen over beroepsethische kwesties.

Bekijk ook onze Wegwijzer wet- en regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg (pdf) voor veel wetten en regels.

Minderjarige cliënten

Voor een goed begrip raden we je aan de antwoorden op alle onderstaande vragen op zijn minst één keer door te lezen.

1. Wat is kenmerkend aan de professionele relatie met minderjarigen?

Een van de belangrijkste kenmerken van het behandelen, begeleiden en/of onderzoeken van minderjarigen is dat er naast de minderjarige cliënt sprake is van wettelijk vertegenwoordigers en soms ook nog van externe opdrachtgevers (bv. een instelling of school). Als psycholoog doe je er goed aan je direct bij het begin van de professionele relatie met de minderjarige af te vragen wie welke rol heeft ten opzichte van de minderjarige en welke gevolgen dat met zich meebrengt.

Dit is immers van groot belang bij de professionele afwegingen die worden gemaakt over bijvoorbeeld inzagerecht, privacy en het delen van informatie. Ook als zich gaandeweg de professionele relatie derden bij de psycholoog melden (bv. een nieuwe partner van vader of moeder), kan het voor goed beroepsethisch handelen waardevol zijn eerst na te gaan welke rol deze persoon precies heeft ten opzichte van de minderjarige.

2. Wie is minderjarig in de zin van de Beroepscode?

Jongeren onder de 16 (’16-minners’) zijn minderjarig in de zin van de Beroepscode. Dit staat in artikel 7 van de code waarin aansluiting is gezocht bij de leeftijdsgrens die wordt gehanteerd in de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) (artikel 447). Voor psychologen die werken met minderjarige cliënten is dit een belangrijke uitzondering op de algemeen bekende regel uit het Burgerlijk Wetboek (artikel 233 boek 1 BW) waaruit volgt dat jongeren pas vanaf 18 jaar meerderjarig zijn.

Echter, wanneer een psycholoog anders dan op basis van een professionele relatie met een minderjarige te maken krijgt, dat wil zeggen niet als cliënt (bijvoorbeeld bij plaatsing op een school of in een instelling), dan geldt in dat geval de leeftijdsgrens van 18 jaar.

3. Waarom ligt de grens voor meerderjarigheid al op 16 jaar?

In het algemeen is door de wetgever aangenomen dat vanaf 16 jaar bij de minderjarige cliënt het noodzakelijk inzicht bestaat om behandelingsovereenkomsten voor zichzelf af te kunnen sluiten. Dit is mede het geval omdat jongeren op steeds jongere leeftijd zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
Dit betekent dat de meerderjarigheidsgrens in de Beroepscode bij 16 in plaats van 18 jaar ligt. Een belangrijk gegeven om mee rekening te houden bij de behandeling van jeugdigen.

4. Welke categorieën minderjarigen worden onderscheiden in de Beroepscode?

In navolging van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) worden in de Beroepscode in artikel 7 drie categorieën minderjarigen onderscheiden:

  1. jonger dan 12 jaar
  2. tussen 12 en 16 jaar
  3. 16 jaar of ouder

5. Wat betekent het om minderjarig te zijn? (hoofdregel)

Als cliënten minderjarig zijn, zijn ze in beginsel niet handelingsbekwaam. Zij worden in het maatschappelijk verkeer vertegenwoordigd door een andere persoon, de wettelijk vertegenwoordiger genaamd. In de Beroepscode is dit als volgt uitgewerkt:

  1. Bij cliënten jonger dan 12 jaar worden de in de Beroepscode aan hen toegekende rechten in principe uitgeoefend door de wettelijk vertegenwoordiger(s);
  2. Bij cliënten tussen 12 en 16 jaar worden de in de Beroepscode aan hen toegekende rechten uitgeoefend door de minderjarige én door de wettelijk vertegenwoordiger(s) gezamenlijk. Het vereiste van de zogenaamde dubbele toestemming;
  3. Bij cliënten van 16 jaar of ouder worden de in de Beroepscode aan hen toegekende rechten uitgeoefend door de cliënt zelf.

Een belangrijk in de Beroepscode opgenomen recht van cliënten is het welingelicht aangaan of voortzetten van de professionele relatie (artikel 61, 62 en 63 van de code). Toestemming van beide ouders of voogden is vereist vóórdat je met behandelen of begeleiden van een kind mag beginnen. Je moet je dus al voorafgaand aan de professionele relatie op de hoogte stellen van de (ouderlijke) gezagsverhoudingen en niet pas bij de start van de behandeling en/of het onderzoek. Voorafgaand aan het intakegesprek moet er toestemming zijn van beide wettelijke vertegenwoordigers.

6. Wanneer is toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger(s) niet noodzakelijk? (uitzonderingen)

Voor cliënten jonger dan 12 jaar hoeft geen toestemming te worden gevraagd indien je als psycholoog gegronde redenen hebt om aan te nemen dat de belangen van de cliënt ernstig zouden worden geschaad door de betrokkenheid van de wettelijk vertegenwoordigers bij de professionele relatie. Uit de jurisprudentie in tuchtzaken blijkt dat dit maar zeer weinig wordt aangenomen. Je kan denken aan een situatie waarin het benaderen van de andere ouder met gezag voor het kind een onveilige situatie oplevert. Bijvoorbeeld bij een door de rechter opgelegd contactverbod, of indien het benaderen van die ouder een aantoonbare negatieve invloed op de (al) bedreigde ontwikkeling van de minderjarige. Je doet er als psycholoog goed aan om dergelijke aspecten als ‘bouwstenen’ voor deze afweging te gebruiken. Het is van groot belang dat je de ernstige schade aan de belangen van de minderjarige zo expliciet mogelijk maakt. Het is niet voldoende om de afweging ‘in het belang van het kind’ te maken, je moet onderbouwen wat dat belang is en wat de ernstige schade daarvoor bij de individuele minderjarige betekent.

Bovengenoemde uitzondering mag er bijvoorbeeld niet toe leiden dat een kind zonder toestemming van een met gezag belaste ouder wordt gezien louter en alleen omdat jij als psycholoog behandeling noodzakelijk acht. In het algemeen is het dus verstandig om het bestaan van een dergelijke uitzondering te onderbouwen en te motiveren in het dossier. Je kan je dan met behulp van hetgeen is opgenomen in het dossier verantwoorden als dat nodig is:

  1. Indien de meningen tussen wettelijk vertegenwoordigers en de jongere tussen 12 en 16 botsen dan dien je na te gaan of de weigering van de wettelijk vertegenwoordigers ernstig nadeel oplevert voor de cliënt dan wel of de minderjarige na de weigering de professionele relatie weloverwogen blijft wensen.
  2. Indien de cliënt 16 jaar of ouder is (hoofdregel).

Als een cliënt van 16 jaar of ouder niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, met andere woorden:  wilsonbekwaam,  niet in staat om over een concrete beslissing na te denken en daarvan de gevolgen te overzien, worden de in de code aan hem toegekende rechten uitgeoefend door zijn wettelijk vertegenwoordiger dan wel door een vertegenwoordiger die door de cliënt is aangewezen (zie de Beroepscode, artikel 7 en specifiek 9 Bc.)

7. Wie zijn de wettelijk vertegenwoordigers?

In artikel 1.11 van de Beroepscode staat een definitie van het begrip wettelijk vertegenwoordiger(s). Dit zijn:

  • de ouder(s) van de minderjarige cliënt die het ouderlijk gezag uitoefent of uitoefenen;
  • de voogd die het gezag uitoefent;
  • de door de rechter benoemde curator van de meerderjarige cliënt;
  • de door de rechter benoemde mentor van de meerderjarige cliënt.

8. Wie zijn de ouders mét gezag?

Ouders die vóór de geboorte of de adoptie gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan hebben automatisch (ook wel genoemd van rechtswege) het ouderlijk gezag over hun kind.

Na een echtscheiding is de hoofdregel dat beide ouders het ouderlijk gezag houden over de kinderen, tenzij de rechter anders beslist. Ook na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap houden beide ouders het gezag over de kinderen. In deze gevallen hoef je je als psycholoog dus niet af te vragen welke ouder het gezag heeft, dit berust bij beide ouders. Dit betekent dat beide ouders in zo’n geval voorafgaand aan de professionele relatie daarvoor toestemming aan de psycholoog moeten geven.

Indien één van de ouders stelt alleen het gezag over de minderjarige te hebben raden we aan om deze ouder te vragen om de rechterlijke uitspraak of een uittreksel uit het gezagsregister waaruit dit blijkt. Het kan ook zijn dat de ouders nooit gehuwd zijn geweest of geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. In een dergelijk geval is erkenning door de andere ouder niet voldoende om het gezag te verkrijgen. Dat moet dan nog apart worden aangevraagd.

9. Hoe krijg je toestemming van de ouder(s) mét gezag?

In de praktijk komt het vaker voor dat een ouder het na een scheiding lastig vindt om de andere ouder te informeren over het door hem of haar gewenste contact tussen het kind en de psycholoog en om toestemming hiervoor te vragen.

Zelf om toestemming vragen
Dit zal met name zo zijn indien de communicatie tussen de ouders verstoord is. Ga als psycholoog niet alleen af op iets wat één van de ouders hierover vertelt. Weliswaar blijft het primair de eigen verantwoordelijkheid van (gescheiden) ouders om onderling de zorg en opvoeding van de kinderen te regelen, maar dit neemt niet weg dat het tot jouw professionele verantwoordelijkheid behoort hierover duidelijkheid van beide ouders te verkrijgen. Dit komt omdat er in de psychologische behandeling van het kind (in tegenstelling tot bijvoorbeeld puur medische behandeling) vaker ‘heikele’ informatie zal worden uitgewisseld die aan het systeem raakt. Dit ligt vaak gevoelig en is reden dat je beter die andere ouder actief zélf om toestemming kan vragen om misverstanden te voorkomen. Die andere ouder voelt zich daarmee ook meteen serieus genomen. Je vraagt dus bij de aanmeldende ouder de contactgegevens van de andere ouder op en deelt de aanmeldende ouder mee dat zonder toestemming van de andere ouder met gezag geen intakegesprek met het minderjarige kind kan plaatsvinden. Je kan dit naar de aanmeldende ouder motiveren door te verwijzen naar hetgeen staat vermeld in de Beroepscode.

Vervangende toestemming
Als er naar jouw oordeel sprake is van een noodzakelijke behandeling en één van de ouders met gezag de toestemming weigert, kan de andere ouder, de psycholoog of de gezinsvoogd in geval van een ondertoezichtstelling (ots) de kinderrechter verzoeken om vervangende toestemming voor behandeling te geven. Dit kan alleen bij minderjarigen tot 12 jaar.

10. Wat als een ouder met gezag ‘niet in beeld’ is?

Het antwoord bij vraag 8 hierboven houdt in dat als met één van beide ouders met gezag geen contact kan worden gelegd door de psycholoog de professionele relatie doorgaans niet kan worden aangegaan.

In de praktijk wordt er door de aanmeldende ouder nogal eens verteld dat de andere ouder ‘niet in beeld is’. Bijvoorbeeld omdat deze in het buitenland woont of zich helemaal niet (meer) met de opvoeding van het kind bemoeit. In zo’n geval is dat voor jou als psycholoog geen reden om je niet in te spannen om de andere ouder met gezag voor toestemming te benaderen. Je kan dus aan de aanmeldende ouder om de contactgegevens van de andere ouder vragen en toelichten dat je als professionele beroepsbeoefenaar zonder de toestemming van de andere ouder niet kan beginnen met het onderzoek of de behandeling.

Er is vaak een e-mailadres of mobiel telefoonnummer te achterhalen, eventueel met behulp van een advocaat van (één van de) ouders. Het is belangrijk dat je de aantoonbare inspanningen om de andere ouder om toestemming te vragen in het dossier vastlegt. Wanneer dit niet lukt of wanneer de andere ouder de toestemming expliciet weigert kan je de onderbouwde afweging maken of je een uitzondering kan maken op het toestemmingsvereiste (zie ook het antwoord bij vraag 6) dan wel vervangende toestemming vragen bij de kinderrechter. Zie antwoord bij vraag 9.

11. Wat als de minderjarige geen contact met één van de ouders wil?

Als de aanmeldende ouder aangeeft dat de minderjarige zelf (ook) geen contact wil met de andere ouder, lijkt dat ten onrechte ook vaker aanleiding voor de psycholoog om deze ouder niet om toestemming te vragen. Voldoening aan het toestemmingsvereiste betekent niet dat je de minderjarige tegen diens wil (weer) in contact brengt met de betreffende ouder. Dat is ook niet noodzakelijk om de toestemming te verkrijgen. Het gaat er dan vooral om dat de andere ouder toestemming geeft dat de psycholoog de minderjarige kan zien voor een intakegesprek. Of dit ook betekent dat de andere ouder op de hoogte kan zijn van alle gegevens over de minderjarige en wat er door de minderjarige is verteld, bijvoorbeeld over diens relatie met de (andere) ouder(s), is iets anders. Dat dien je met de minderjarige zelf te bespreken. Op basis van de vertrouwensrelatie kun je de onderbouwde afweging maken om de informatie aan (één van de ) ouders te beperken.

12. Wat als er een ouder is zonder gezag?

De ouder zonder gezag vertegenwoordigt niet het kind of de jeugdige (dat wil zeggen de minderjarige cliënt), is geen wettelijk vertegenwoordiger en kan de in de Beroepscode aan hem toegekende rechten dan ook niet namens de minderjarige uitoefenen.

Als psycholoog zal je dus een minder intensieve professionele relatie met deze ouder onderhouden. Als er feitelijke omgang is tussen de ouder zonder gezag en de minderjarige raden we aan om ook de ouder zonder gezag voor een gesprek uit te nodigen om diens visie op de hulpvraag of behandeling te horen. Daarvoor hoeft de ouder met gezag of de minderjarige zelf, geen toestemming te geven.

Op welke informatie van jou de ouder zonder gezag niettemin recht heeft en hoe die ouder daaraan komt, lees je in vraag 16.

13. Is er een verschil tussen een voogd en een gezinsvoogd?

Ja, er is een belangrijk verschil:

  • Een voogd is een wettelijk vertegenwoordiger. Hij heeft het gezag over een kind toegewezen gekregen door de kinderrechter. Een voogd wordt in plaats van de ouders als wettelijk vertegenwoordiger benoemd, bijvoorbeeld bij overlijden. Een voogd kan ook náást de ouders worden benoemd. Bijvoorbeeld indien deze uit het ouderlijk gezag zijn gezet bij misbruik of indien de ouders vanwege een beperking niet voor het kind kunnen zorgen.
  • Een gezinsvoogd is geen wettelijk vertegenwoordiger en heeft dus niet het gezag over het kind. Dat berust nog steeds bij de ouders. Een gezinsvoogd wordt benoemd door de kinderrechter in het kader van een ondertoezichtstelling (afgekort: ots) van het kind en coördineert de hulp aan de minderjarige. Dit gebeurt indien er zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld in het geval van een vechtscheiding. De gezinsvoogd zorgt voor hulp en ondersteuning bij de opvoeding en verzorging van het onder toezicht gestelde kind en kan de ouders zo nodig schriftelijke aanwijzingen geven, waartegen de ouders bezwaar kunnen maken.

Let op: voor psychologen is van belang dat de gezinsvoogd een zelfstandig recht op informatie heeft voor zover die informatie van belang is voor de uitoefening van de ots. Zie informatie bij vraag 17.

14. Wat als je als psycholoog begint te behandelen zonder de benodigde toestemming van alle wettelijk vertegenwoordigers?

Dit kan leiden tot de indiening van een klacht tegen de psycholoog bij de klachtenfunctionaris en/of de tuchtrechter. Het heeft echter ook ernstige gevolgen voor de cliënt omdat het meestal zal leiden tot een vertrouwensbreuk en afbreking van de net gestarte behandeling/begeleiding van het kind. Daarom is het van groot belang dat je je direct bij aanvang van de professionele relatie op de hoogte stelt van de ouderlijke gezagsverhoudingen.

15. Kan je als psycholoog ergens navragen wie het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft?

Objectieve gegevens over wie het gezag heeft over een kind, kan je als psycholoog telefonisch opvragen bij het openbare gezagsregister te Den Haag via 088-3622156.
Let op: in dit register worden alleen rechterlijke beschikkingen ingeschreven die leiden tot wijzigingen in de normale gezagssituatie. Kinderen die van rechtswege onder een bepaalde vorm van gezag vallen, komen in dit register dus niet voor omdat zij de hoofdregel vormen. Denk hierbij aan ouders die gehuwd zijn geweest dan wel een geregistreerd partnerschap hadden. Beide ouders behouden dan van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen. Ook moeders die niet getrouwd zijn geweest of geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met de andere ouder hebben van rechtswege gezag.

Overigens is het zo dat rechterlijke uitspraken handmatig worden verwerkt in het register waardoor de in het register opgenomen gegevens ongeveer een week achterlopen. Zie ook vraag 16.

16. Wanneer verstrek je als psycholoog informatie over de minderjarige aan een ouder zonder gezag?

In de Beroepscode is in artikel 8 een artikel opgenomen over de informatieverstrekking aan deze persoon. Hierin staat dat de psycholoog de ouder zonder gezag desgevraagd informatie op hoofdlijnen verschaft. Dit betekent dat je pas in actie komt op het moment dat de ouder zonder gezag je op eigen initiatief om informatie verzoekt. Het betreft een zelfstandig recht op informatie op hoofdlijnen van de ouder zonder gezag. Dit is dan ook niet afhankelijk van de toestemming van de gezagdragende ouder. De informatie betreft bijvoorbeeld de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek en de conclusies die je daaruit wat betreft het kind hebt getrokken. Verstrekking van een geheel onderzoeksrapport of dossier valt hier niet onder aangezien dit verder gaat dan het verstrekken van globale informatie.

Indien je een kind behandelt dat een ouder heeft zónder gezag, raden we aan het dossier zo aan te leggen dat zowel de ouder mét als zónder gezag inzage geboden kan worden zonder dat de vertrouwelijkheid van de gegevens van de andere ouder wordt geschonden. Lees voor dit geval ook artikel 79 van de Beroepscode dat betrekking heeft op vertrouwelijkheid jegens personen in een cliëntsysteem.

17. Wanneer verstrek je als psycholoog informatie over de minderjarige aan de gezinsvoogd?

De gezinsvoogd heeft een zelfstandig recht op informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dit komt neer op een spreekplicht voor beroepsbeoefenaren met een beroepsgeheim, zoals psychologen. Toestemming van de betrokkenen voor de verstrekking van deze gegevens is niet noodzakelijk. De psycholoog is volgens de wet (ook vastgelegd in artikel 7.3.11 lid 4, Jeugdwet) namelijk verplicht medewerking te verlenen aan een dergelijk verzoek van de gezinsvoogd. Je bent op dit vlak niet gebonden aan je geheimhoudingsverplichting. Je kan zelf contact zoeken met de gezinsvoogd als je denkt over dergelijke informatie over het gezin te beschikken. Het bovenstaande geldt dus alleen voor informatie die van belang is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling (ots).

Het betreft dus informatie die kan bijdragen aan het voorkomen van een bedreiging in de ontwikkeling van het kind. In het algemeen is het verstandig om indien je wordt verzocht om informatie, de gezinsvoogd expliciet te laten benoemen welke informatie hij wil hebben. Op die manier stelt de gezinsvoogd concrete vragen waarop het gemakkelijker is om als professional te antwoorden zonder meteen te veel informatie te verstrekken. Overigens moet je, liefst voorafgaand aan de informatieverstrekking dan wel zo snel mogelijk achteraf, aan de ouders mee te delen dat je informatie gaat verstrekken en om welke informatie het gaat (zie artikel 74 en 75 van de Beroepscode). Openheid naar de ouders blijft ook hier het uitgangspunt.

Verklaringen door behandelend psychologen t.b.v. eigen cliënten

Aan behandelend psychologen wordt regelmatig door cliënten (of door derden) gevraagd een verklaring af te geven over hun psychisch functioneren of over het psychisch functioneren van anderen dan hun cliënt (bijvoorbeeld de ex-partner van de cliënt). Mede op basis van tuchtrechtelijke uitspraken raadt het NIP het afgeven van verklaringen door behandelend psychologen uitdrukkelijk af waarmee een juridisch of materieel belang is gemoeid. De behandelend psycholoog dient zich te beperken tot feitelijke behandelinformatie die geen waardeoordeel inhoudt.

Toelichting voor cliënten
Als u als psycholoog weigert een dergelijke verklaring te verstrekken, kunt u aan uw cliënten een toelichting meegeven die verwijst naar de door het NIP opgestelde regels op dit vlak.

Hieronder lees je de antwoorden op veelgestelde vragen over dit onderwerp. Zie ook hoofdstuk 3.3.1.3 van de Wegwijzer wet- en regelgeving voor psychologen.

1. Wat is een verklaring?

Met een verklaring wordt een (schriftelijke) verklaring bedoeld die is opgesteld door de behandelend psycholoog ten behoeve van een cliënt die onder behandeling van die psycholoog staat of stond. Met behandelend wordt hier de psycholoog bedoeld die een professionele relatie aangaat met de cliënt met het doel om die te behandelen of te begeleiden. Dat het voor ‘niet als behandelaar optredende psychologen’ anders kan liggen komt ter sprake onder vraag 2 en 10.

Voorbeelden
De gevraagde verklaring kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de vraag of de cliënt in staat is om bepaald werk te verrichten of om kinderen goed op te voeden. Ook kan de psycholoog verklaren dat zijn cliënt aangepaste woonruimte of een uitkering nodig heeft. Andere voorbeelden: er is sprake van een bepaalde reden waardoor de cliënt studievertraging heeft opgelopen of zijn abonnement op de sportschool niet heeft kunnen gebruiken en daarom zijn geld terug wil. Een dergelijke verklaring bevat een waardeoordeel over zaken die buiten het doel van de behandeling liggen.

2. Komt het begrip ‘verklaring’ in de Beroepscode voor?

De Beroepscode voor psychologen kent geen letterlijke bepaling over verklaringen. Een door een (behandelend) psycholoog afgelegde verklaring valt onder het in de Beroepscode genoemde algemene begrip rapportage. In artikel 1.16 van de Beroepscode is dit begrip gedefinieerd als: ‘Alle tot één of meer personen herleidbare bevindingen, beoordelingen of adviezen die mondeling of schriftelijk worden uitgebracht.’

De Beroepscode bevat geen bepaling die het psychologen verbiedt een verklaring ten behoeve van de cliënt af te geven. Dat komt omdat de Beroepscode niet alleen van toepassing is op behandelend psychologen maar ook op psychologen die adviseren of beoordelen. Een ter zake kundige psycholoog, die niet als behandelaar (of coach) bij de cliënt is betrokken, kan, bijvoorbeeld in de vorm van een verklaring, een beoordeling geven van het psychisch functioneren van de cliënt. Onder voorwaarde dat de psycholoog diens professionele oordeel zorgvuldig kan motiveren en onderbouwen. Denk bijvoorbeeld aan een verklaring ten behoeve van een verzoek tot naamswijziging, in geval van studievertraging of een dyslexieverklaring.

Verklaringen door behandelend psychologen geven vaker aanleiding voor in het tuchtrecht gegrond verklaarde klachten. Mede daarom adviseren we dat je als behandelend psycholoog je bij een verzoek van een cliënt om een verklaring zeer terughoudend op te stellen. We raden het afgeven van een verklaring uitdrukkelijk af wanneer daarmee een direct juridisch of materieel belang is gediend.

Zie voor het waarom het antwoord bij vraag 4.

3. Welke artikelen uit de Beroepscode zijn van toepassing?

In de Beroepscode is als uitwerking van het algemene basisprincipe respect een hoofdstuk 3.3 e opgenomen dat in zijn geheel handelt over rapportage en dus ook over verklaringen. Zie hiervoor de artikelen 88 t/m 97.

Uitgangspunt is dat je je bevindingen altijd zorgvuldig onderbouwt en motiveert. In een verklaring moet je de gronden noemen waarop je bevindingen zijn gebaseerd. En daarnaast ook de beperkingen die van toepassing zijn op de uitspraken (artikel 97 van de Beroepscode).

Voorwaarde is in ieder geval dat de cliënt gerichte toestemming geeft om een verklaring aan derden (wat het toch al snel zal zijn) te verstrekken. Dit houdt in dat je de cliënt in de gelegenheid stelt de verklaring vooraf in te zien. Het kan daarom handig zijn de verklaring op te stellen in aanwezigheid van de cliënt die dan ter plekke met de inhoud daarvan akkoord kan gaan. Daarnaast gelden de vereisten van artikel 28 van de Beroepscode die onbedoeld gebruik en misbruik van rapportage door psychologen helpen voorkomen.

4. Wat adviseert het NIP over het afgeven van verklaringen door een behandelend psycholoog?

We raden je als behandelend psycholoog uitdrukkelijk af verklaringen te verstrekken waarmee een direct materieel of juridisch belang is gemoeid. Omdat er tussen de cliënt en de behandelend psycholoog een vertrouwensrelatie bestaat.

Het is dan ook van groot belang dat je je als behandelaar kan concentreren op de behandeling zelf en het opbouwen van de vertrouwensrelatie met de cliënt. Dit vertrouwen kan verstoord raken door het opstellen van een verklaring die is gericht op een bepaald juridisch of materieel belang van de cliënt.

De cliënt kan bijvoorbeeld teleurgesteld zijn in de uitkomst van een juridische procedure en zou van mening kunnen zijn dat de door jou opgestelde verklaring is tekortgeschoten in ‘het behartigen van zijn belangen’. Of hij vindt dat de ernst van de situatie in een door jou opgestelde urgentieverklaring onvoldoende is beklemtoond. In zo’n geval kan een cliënt een meer dwingende verklaring eisen. Het is vervolgens de vraag of je die wil verstrekken. Een vertroebeling van de behandelrelatie kan het resultaat zijn. Dit dien je te voorkomen. De verbetering van het psychisch welbevinden van de cliënt moet altijd voorop staan.

5. Kan je een verklaring weigeren?

Ja, als behandelend psycholoog bent je niet verplicht om een verklaring af te geven, ook niet wanneer de cliënt daarvoor toestemming geeft. Je kan je weigering motiveren met behulp van de richtlijnen en uitleg die het NIP als beroepsvereniging geeft. Zie hiervoor de NIP toelichting (pdf) voor cliënten. Daarbij is – naast de informatie bij vraag 4 – ook van belang:

  • Dat je geen belangenbehartiger bent. Je dient te voorkomen dat je in een belangenconflict betrokken raakt waar je als behandelaar buiten staat. Je loop dan namelijk het risico van rolvermenging (zie artikel 51 Beroepscode) en draagt deze naast de ‘pet’ van behandelaar ook die van beoordelaar. De juridische en/of financiële belangen van de cliënt kunnen niet worden behartigd door jou als psycholoog. Hét voorbeeld van een dergelijk belangenconflict is de ‘vechtscheiding’. Het is dan heel lastig om als psycholoog niet voor het karretje van één van de ouders te worden gespannen. Je doet er dan ook goed aan een scherpe grens te trekken tussen de behandeling van bijvoorbeeld een kind én de beoordeling of de ouder van dat kind een bepaalde kwaliteit bezit die belangrijk is in het kader van bijvoorbeeld de omgang. Op dit punt bepaalt artikel 41 van de Beroepscode dat psychologen zorgen dat zij in hun beroepsmatig handelen onafhankelijk en objectief optreden. Als psycholoog laat je je beroepsmatig handelen volgens dit artikel niet zodanig beïnvloeden dat je je werkwijze en de resultaten daarvan professioneel niet kan verantwoorden.
  • Behandeling is geen waarheidsvinding. Bij een psychologische behandeling gaat het om de ‘waarheid’ van de cliënt, dat wil zeggen om diens beleving van bepaalde gebeurtenissen of oorzaken en niet om het vinden van de strikt feitelijke of juridische waarheid. Als behandelend psycholoog heb je meestal ook niet de specifieke deskundigheid om onderzoek naar die laatste waarheid te doen. Artikel 104 van de Beroepscode bepaalt hierover dat psychologen geen opdrachten aannemen die buiten het domein van de psychologiebeoefening vallen en voorts de grenzen van de eigen deskundigheid in acht nemen (artikel 103 van de Beroepscode). Ook om die reden kan je geen rol spelen in het geven van een feitelijke beoordeling, hoe graag de cliënt dat ook zou willen.

6. Wat doe je als behandelend psycholoog als een advocaat om een verklaring vraagt?

Indien een advocaat om een verklaring ten behoeve van zijn cliënt vraagt in het kader van bijvoorbeeld een echtscheiding, dan blijkt daaruit dat die verklaring zeer waarschijnlijk zal worden gebruikt in bijvoorbeeld een rechtszaak betreffende de omgang met het (de) kind(eren). Hier is per definitie sprake van een verklaring waarmee juridische belangen zijn gemoeid. Wij raden het afgeven van een dergelijke verklaring dan ook uitdrukkelijk af.

Je kan je bij je weigering een dergelijke verklaring af te geven ten opzichte van de advocaat beroepen op de richtlijnen in deze FAQ en de NIP uitleg verklaringen (pdf) die ter verheldering voor cliënten is geschreven.

7. Welke gegevens kun je als behandelend psycholoog wél verstrekken?

Indien je toch besluit om wel bepaalde gegevens te verstrekken, dan is het verstandig om die zo feitelijk mogelijk te houden en vrij van waardeoordelen. Je dient je daarbij te beperken tot wat je als behandelend psycholoog hebt kunnen vaststellen, zoals de hulpvraag, eventueel de diagnose en het verloop van de behandeling. Je vermeldt ook de bron van de gegevens die je opneemt in de verklaring. Uiteraard dien je de inhoud van een dergelijke verklaring vooraf te bespreken met je cliënt.

Bedenk dat er vaak onbedoeld gebruik en/of misbruik van gedragsdeskundige rapportage wordt gemaakt. Een rapportage gaat vaak ‘een eigen leven leiden’. Om te voorkomen dat een rapportage tot in lengte van jaren wordt gebruikt voor doeleinden die je bij afgifte daarvan niet had voorzien, is het verstandig de vereisten van artikel 28 van de Beroepscode na te leven.

Dit betekent dat je boven alle verstrekte informatie vermeldt dat deze vertrouwelijk is. Je zet standaard dat de conclusies alleen betrekking hebben op de aan de daaraan ten grondslag liggende doel- of vraagstelling. En niet zonder meer kunnen dienen voor de beantwoording van andere vragen die bijvoorbeeld kunnen spelen in het kader van een juridische procedure. Aan de hand van de in de gegevens opgenomen doel- of vraagstelling kan je dan je eigen bevindingen of antwoorden op die vraagstelling controleren. Ten slotte vermeldt je na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid verloren hebben. Ook kan je de cliënt, in plaats van de gevraagde verklaring, een kopie van het behandeldossier of een relevant deel daarvan aanbieden. De cliënt kan deze gegevens eventueel zelf aan een derde verstrekken. Voeg daar als psycholoog aan toe dat deze gegevens alleen relevant zijn in het kader van de behandeling en geen antwoord geven op andere vragen.

8. Kan je als behandelend psycholoog ook uitspraken doen over anderen dan de cliënt?

Ja, dat is mogelijk, onder de stringente voorwaarden van artikel 96 van de Beroepscode:

“Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cliënt, en geeft hij geen oordelen of adviezen met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien het voor het doel van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht in een rapportage gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds de bron en relevantie van de gegevens aan.”

Het komt regelmatig voor dat er klachten worden ingediend over schending door psychologen van artikel 96 en 97 van de Beroepscode. Met name in het geval van scheidingen doen psychologen vaker uitspraken over de andere ouder zonder gerichte toestemming en spreken zich ten onrechte uit of deze ouder omgang moet hebben met het (de) kind(eren).

9. Kun je als behandelend psycholoog informatie vertrekken aan derden?

Bij de behandelend psychologen wordt ook vaak informatie over de cliënt opgevraagd door bijvoorbeeld letselschade-adviseurs, hypotheekverstrekkers of verzekeringsartsen. Er wordt daarbij nogal eens gebruik gemaakt van standaardformulieren, waarin wordt gesproken van ‘medische’ informatie en deze is meestal voorzien van een in algemene termen verwoorde machtiging van de cliënt. Mag dat? Is dit niet strijdig met je rol als behandelaar?

Ook in dit geval is gerichte toestemming van de cliënt noodzakelijk maar ook hier ben je als psycholoog niet verplicht om de gevraagde informatie te geven. Je kan besluiten om de cliënt ter wille te zijn, maar er zijn enkele belangrijke beroepsethische aandachtspunten:

  • Een verzoek om ‘informatie over de cliënt’ is vaak veel te ruim geformuleerd. We raden je aan de derde te vragen om concrete vragen toe te sturen. Op die manier kan je ervoor zorgen dat je niet te veel informatie verstrekt (vereiste van proportionaliteit);
  • Een machtiging is niet altijd voldoende specifiek opgesteld om inderdaad ‘gerichte’ toestemming van de cliënt aan te kunnen nemen. We adviseren om vooraf altijd contact op te nemen met de cliënt of deze inderdaad kan toestemmen in het verstrekken van bepaalde, concrete informatie. Je moet de cliënt de gelegenheid geven de rapportage vooraf in te zien (artikel 89 van de Beroepscode). Minstens zo belangrijk is dat je aan de cliënt kan toelichten waarom je bepaalde vragen als behandelaar niet kan beantwoorden of bepaalde informatie niet kan geven;
  • Je dient je ook hier te beperken tot de vragen die je als behandelend psycholoog kan beantwoorden. De vraag naar de ‘oorzaak-gevolg-relatie’ tussen bepaalde klachten en bijvoorbeeld een verkeersongeval of de prognose wanneer de cliënt weer in staat is betaalde arbeid te verrichten zal je doorgaans niet kunnen beantwoorden omdat je die vraag als behandelend psycholoog niet hebt onderzocht. In ieder geval niet door middel van een onafhankelijk en objectief expertise-onderzoek. Een dergelijk onderzoek kan eventueel door een onafhankelijke expert, die niet (ook) als behandelaar bij de cliënt is betrokken worden uitgevoerd. Dit raakt dus, net als bij het afgeven van een verklaring op verzoek van de cliënt, aan de rolintegriteit en deskundigheid van de behandelend psycholoog. Overigens is het antwoord ‘Dat heb ik als behandelend psycholoog niet onderzocht en kan ik als zodanig niet beoordelen’, ook een antwoord.

10. Kan je als behandelend psycholoog de cliënt wijzen op de mogelijkheid van een onafhankelijke psycholoog?

Als behandelend psycholoog kun je je cliënt attenderen op de mogelijkheid een onafhankelijke psycholoog om een verklaring te vragen. Een psycholoog die de cliënt niet behandelt of behandeld heeft is namelijk niet gehouden aan de in deze FAQ opgenomen regels. Een dergelijke onafhankelijke psycholoog beschikt mogelijk over een specifieke deskundigheid en kan een objectieve verklaring opstellen op basis van eigen onderzoek. Ook kan die psycholoog gegevens met toestemming van de cliënt opvragen bij de behandelend psycholoog.

Het is ook mogelijk je cliënt een kopie van het dossier te geven waaruit deze zelf bepaalde gegevens kan (laten) inbrengen in een procedure of een verklaring kan (laten) opstellen. In dat laatste geval ligt de verantwoordelijkheid voor de bewoordingen geheel bij de cliënt zelf of diens advocaat. Uiteraard draagt je als behandelend psycholoog wel de professionele verantwoordelijkheid voor de bewoordingen in het dossier.

11. Kan ik als behandelend psycholoog een eerder afgegeven verklaring herroepen?

Wanneer je achteraf bezien – en mede gelet op het voorgaande – een verklaring hebt afgegeven waarmee een direct juridisch of materieel belang is gemoeid, dan kun je die verklaring herroepen of intrekken. Dat kan mogelijk wat stoom van de ketel halen indien er wordt gedreigd met een (tuchtrechtelijke) procedure. Het is wel verstandig dit dan ook weer schriftelijk en in ondubbelzinnige bewoordingen te doen en dit vast te leggen in het dossier.

Verantwoordelijkheid

Notitie ‘kunnen, mogen en moeten’ (toelichting veelgebruikte begrippen)

In de discussie over het niveau van vakbekwaamheid van psychologen is het al dan niet werken ‘onder verantwoordelijkheid van’ geregistreerde psychologen een veelbesproken onderwerp. In de notitie ‘Kunnen, mogen en moeten’ lees je een toelichting en verheldering bij een aantal veel gebruikte begrippen.

Welke zorgverlener is waarvoor verantwoordelijk?

Het komt in de gezondheidszorg vaak voor dat bij de zorgverlening aan en de behandeling van een cliënt meerdere zorgverleners betrokken zijn. Een goede samenwerking tussen deze zorgverleners is daarbij van groot belang, maar roept ook vragen en problemen op.

Er moet een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling zijn. Het is noodzakelijk dat de betreffende zorgverleners met elkaar communiceren en hun werkzaamheden en informatie onderling afstemmen. Dat zijn belangrijke randvoorwaarden voor het bieden van verantwoorde zorg. De ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’ beoogt deze randvoorwaarden te expliciteren en te verduidelijken.

Toestemming gegevens delen

Waaraan moet de toestemming van cliënten voldoen om vertrouwelijke informatie te mogen delen met derden?

Is het voldoende om de cliënt bij de intake een generieke toestemmingverklaring of machtigingsformulier te laten tekenen dat in voorkomend geval gegevens verstrekt mogen worden? Bijvoorbeeld  aan de huisarts, de leerkracht van school of de werkgever? In de praktijk komt dit vaak voor. Volgens de Beroepscode is deze vorm van algemene toestemming niet voldoende. Gerichte toestemming is noodzakelijk.

Een uitzondering op het beroepsgeheim: (gerichte) toestemming

In artikel 81 van de Beroepscode staat dat je als psycholoog alleen die gegevens uit het dossier aan derden mag geven die relevant en noodzakelijk zijn voor de specifieke vraagstelling. Én waarvoor de cliënt vooraf gerichte toestemming heeft gegeven. Gerichte toestemming wil zeggen dat de toestemming pas geldig is wanneer de cliënt precies weet welke gegevens je wil verstrekken, aan wie en met welk doel. Je stelt de cliënt dus vooraf in de gelegenheid de over hem of haar te verstrekken gegevens in te zien. De toestemming van de cliënt verplicht je overigens niet om ook daadwerkelijk gegevens te verstrekking.

Dit moet je doen

Je moet de cliënt dus laten weten wanneer en waarom het noodzakelijk is om bepaalde personen of instanties te informeren. Vraag de cliënt gerichte toestemming voor het verstrekken van die concrete gegevens aan de betreffende ontvanger. Benut een moment tijdens of bij afronding van de behandeling om de gevraagde noodzakelijke informatie of brief met de cliënt te bespreken. Dat scheelt ook tijdrovende schriftelijke correspondentie en het wachten op toestemming van de cliënt.

Vastleggen in het dossier

Een handtekening bij gerichte toestemming is niet noodzakelijk, maar je kan overwegen om wel een handtekening te vragen. Bijvoorbeeld om misverstanden te voorkomen. Het is voldoende dat je de toestemming zorgvuldig vastlegt in het dossier. Daarmee is de gerichte toestemming aantoonbaar in het geval dat daarover vragen of onduidelijkheden ontstaan.

Lees ook:

Ondertekening behandelingsovereenkomst

Moet de cliënt de behandelingsovereenkomst ondertekenen?

Noch de Beroepscode noch de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) eisen dat een behandelingsovereenkomst schriftelijk en ondertekend wordt vastgelegd. Een mondelinge overeenkomst is ook geldig. Het is van groot belang dat je deze zorgvuldig vastlegt in het dossier. Toestemmingsformulieren kunnen daarbij een hulpmiddel zijn, maar zijn geen vereiste. De WGBO en Beroepscode stellen ook niet letterlijk de aanwezigheid van een behandelplan als voorwaarde. Maar de opvatting van de tuchtrechter en zorgverzekeraars is dat er wel een behandelplan moet zijn.

Advies van het NIP

Een disclaimer onder je mail

Ook bij online-communicatie (zoals e-mail) moet je maatregelen nemen om je beroepsgeheim te waarborgen. Je moet je cliënt te wijzen op de risico’s en in overleg besluiten of deze vorm van communicatie gewenst is (artikel 72 Beroepscode). Je moet de professionele afweging maken of het een geschikt medium is met het oog op je beroepsgeheim en het mogelijk schenden daarvan.

Als je gebruik maakt van online-communicatie moet je zorgen voor een maximaal beveiligde ICT-omgeving.

Wat is de juridische betekenis van het gebruik van een disclaimer?

Door gebruik te maken van een disclaimer kun je je niet vrijpleiten van je professionele verantwoordelijkheid beroepsgeheim te garanderen. Ook niet bij e-mailverkeer. Je inspanningen om dat zorgvuldig te doen zijn bepalend. Een disclaimer kan deze inspanningen niet vervangen.

Een disclaimer creëert een zeker schijnveiligheid omdat deze je niet kan ontslaan van je professionele verantwoordelijkheid op grond van de Beroepscode. Vraag je daarom af of je van een disclaimer gebruik wil maken. Het kan voor een zakelijke en afstandelijke toon in je communicatie zorgen. Dat past niet in de vertrouwensrelatie die je met je cliënt hebt.

Waarom dan toch een disclaimer?

Het gebruik van een disclaimer onderaan je e-mailbericht kan handig zijn maar is niet verplicht. Zoals gezegd past het niet in een vertrouwensrelatie om (in een disclaimer) te zeggen dat je niet verantwoordelijk bent voor zaken waar je wel degelijk voor verantwoordelijk bent.

Maar in de juiste bewoordingen en met de juiste informatie (zie onder) kan het zowel jou als je cliënt erop wijzen dat het gebruik van e-mail kwetsbaar is. Denk aan het per ongeluk mailen naar het verkeerde e-mailadres. Maar ook dat andere personen zich al dan niet gerechtigd toegang krijgen tot een mailbox waardoor privacygevoelige informatie bij de verkeerde personen kan belanden.

Wat kun je in de disclaimer vermelden?

  1. dat de inhoud van de e-mail strikt vertrouwelijk is.
  2. een verzoek aan degene die de e-mail abusievelijk heeft ontvangen om het bericht te vernietigen en de afzender te informeren dat deze de e-mail naar de verkeerde persoon heeft gestuurd.