Uitspraken 2020 College van Toezicht
De geanonimiseerde uitspraken gedaan door het College van Toezicht in het jaar 2020.
Let op: Bij elke uitspraak staat vermeld in welk jaar de klacht is binnengekomen, dus niet in welk jaar de uitspraak is gedaan. Het nummer achter het jaartal geeft aan om de hoeveelste klacht van dat jaar het gaat. Zo verwijst “2020, nr. 1” naar de eerste klacht die in 2020 is binnengekomen.
Uitspraak klacht 2020, nr. 01 CvT
De psycholoog is als K&J-psycholoog een meervoudige cliëntrelatie aangegaan zowel met de kinderen als met de ouders. Klaagster verwijt haar dat ze in die hoedanigheid onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster waardoor klaagster geen adequate hulp heeft gekregen.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de klacht en de daaraan ten grondslag liggende stellingen niet vast zijn komen te staan. Alle elf klachtonderdelen zijn daardoor ongegrond.
Klacht ongegrond verklaard.
Datum uitspraak CvT: 9 december 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 32 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog, werkzaam als POH-Jeugd, onder meer dat zij met haar zoon niet heeft willen spreken over de mishandeling door vader. Voorts heeft klaagster gesteld dat verweerster vooringenomen was.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat er bij klaagster kennelijk een andere verwachting is ontstaan betreffende het te voeren gesprek met verweerster. Gelet op de verwijzing van de zoon door de huisarts die geen mishandeling betrof was verweerster niet gehouden hierover het gesprek te voeren.
Voorts kan het College niet vaststellen dat verweerster bevooroordeeld was nu de daaraan door klaagster ten grondslag gelegde feiten niet vast zijn komen te staan.
Klacht ongegrond verklaard.
Datum uitspraak CvT: 9 december 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 41 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog onder meer dat zij zich presenteert als register-psycholoog en dat zij een rapportage over klaagsters zoontje heeft opgesteld zonder hem te hebben gezien. Ook heeft zij vastgesteld dat sprake is van PAS, een stoornis die niet in de DSM voorkomt.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de klachtonderdelen gelet op het verweer en daarmee bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond zijn. Wel wordt de psycholoog aangeraden in de rapportage zelf schriftelijk te vermelden dat deze van vertrouwelijke aard is, mede is opgesteld aan de hand van bevindingen van de kindbehartiger, alleen is bedoeld als gespreksverslag en uitsluitend bestemd is voor de ouder in kwestie aan wie het verslag werd verstrekt (artikel 28 van de Beroepscode).
Klacht ongegrond verklaard.
Datum uitspraak CvT: 4 november 2020
Hoger beroep ingesteld.
Uitspraak CvB klacht 2021, nr. 02 (klacht 2019, nr. 41 CvT)
Het College van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Datum uitspraak CvB: 27 januari 2022
Uitspraak klacht 2019, nr. 43 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog onder meer dat zij een suggestieve rapportage aan de Raad voor de Kinderbescherming heeft gestuurd gebaseerd op verhalen van vader en ook dat zij haar titel als psycholoog NIP misbruikt.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat verweerster door – op advies van een medewerkster van Veilig Thuis – aan de Raad te rapporteren de artikelen 99, 96 en 41 van de Beroepscode heeft overtreden. Verweerster had zélf los van het advies de professionele afweging moeten blijven maken of rapportage aan de Raad noodzakelijk was.
Dat verweerster haar titel als psycholoog NIP op oneigenlijke wijze gebruikt is niet vast komen te staan.
Artikel 41, 96 en 99 van de Beroepscode overtreden.
Klacht gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 4 november 2020
Uitspraak CvB klacht 2021, nr. 03 (klacht 2019, nr. 43 CvT)
Klaagster komt in hoger beroep. Het College van Beroep verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de beslissing van het College van Toezicht en bevestigt de opgelegde maatregel. Voor het opleggen van de maatregel overweegt het College van Beroep dat de gegrondheid van klachtonderdeel 2 het opleggen van een berisping zou kunnen rechtvaardigen, maar gebleken is dat de psycholoog lering heeft getrokken uit de uitspraak van het College van Toezicht en gezien de omstandigheid dat de feiten vier jaar geleden hebben plaatsgevonden is het College van Beroep van oordeel dat volstaan kan worden met een waarschuwing.
Datum uitspraak CvB: 29 september 2021
Uitspraak 2019, nr. 44 CvT
Klager verwijt de psycholoog dat zij onjuiste informatie op haar website heeft staan, zij op zondag bij hem thuis is gekomen, zich niet heeft gehouden aan de hulpverleningsopdracht van de GI en zij klager heeft gedwongen een mediation overeenkomst aan te gaan.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat niet gebleken is dat onjuiste informatie staat vermeld, dat niet vastgesteld kan worden of verweerster tegen de zin van klager op zondag bij hem thuis is gekomen, dat er niet sprake was van een hulpverleningsopdracht van de GI en dat evenmin is gebleken dat een mediationovereenkomst onder dwang is getekend.
Klacht ongegrond verklaard.
Datum uitspraak CvT: 4 november 2020
Uitspraak CvB klacht 2021, nr. 01 (klacht 2019, nr. 44)
Het College van Beroep verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het College van Toezicht.
Datum uitspraak CvB: 26 januari 2022
Uitspraak klacht 2019, nr. 45 CvT
Klager verwijt de psycholoog onder meer dat zij in haar functie van bijzondere curator voor een gesprek met de dochter dat bij hem plaatsvond is meegereden met moeder en dat zij hem geen correctie en inzage heeft gegeven in het door verweerster aan de rechtbank uitgebrachte rapport.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat verweerster artikel 41 van de Beroepscode heeft overtreden door met moeder mee te rijden naar het gesprek met dochter dat plaatsvond bij vader. Hierdoor heeft zij onvoldoende kunnen optreden als onafhankelijke en neutrale bijzondere curator. Dat verweerster vanwege privé-omstandigheden niet de beschikking had over een auto is hierbij niet relevant.
Daarnaast had verweerster klager de mogelijkheid van inzage en correctie moeten geven.
De overige zes verwijten die klager verweerster maakt zijn alle ongegrond bevonden door het College.
Artikelen 41, 91 en 93 van de Beroepscode overtreden.
Klacht gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 4 november 2020
Uitspraak CvB klacht 2021, nr. 04 (klacht 2019, nr. 45 CvT)
Klager komt in hoger beroep. Het beroep richt zich tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen en de opgelegde maatregel. Het College van Beroep verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de beslissing van het College van Toezicht en bevestigt de opgelegde maatregel.
Datum uitspraak CvB: 29 september 2021
Uitspraak klacht 2020, nr. 15 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog dat hij ten onrechte haar dossier dat stamt uit mei/juni 2005 heeft vernietigd. Zij wil dit graag inzien om meer inzicht te krijgen in de door haar in haar jeugd ondervonden problematiek.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat vast is komen te staan dat niet de psycholoog klaagster heeft behandeld maar zijn collega-orthopedagoog.
Klaagster heeft inmiddels tegen deze persoon een klacht ingediend bij de NVO.
Klacht niet ontvankelijk verklaard.
Datum uitspraak CvT: 28 oktober 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 07 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog onder meer dat zij een onjuist en niet transparant rapport over onder meer het verschijnsel ouder verstoting (PAS) heeft opgesteld waarmee zij buiten de vraagstelling is getreden.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog transparant heeft gehandeld door de gehele vraagstelling in het rapport weer te geven. De vraagstelling bestaat uit vragen die goed met psychologisch onderzoek beantwoord kunnen worden en andere vragen. Bij de beantwoording van die laatste vragen zijn de bevindingen en conclusies niet duidelijk door de psycholoog gescheiden door veelvuldig gebruik van het woord ‘lijken’. Verder had de psycholoog de door haar geraadpleegde documenten (bronnen) in het rapport moeten noemen. Ook had zij meer hypothese toetsend te werk moeten gaan.
Artikel 97 van de Beroepscode overtreden.
Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 28 oktober 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 42 CvT
Klager verwijt de psycholoog dat hij zijn minderjarige zoon zonder zijn toestemming is gaan behandelen, onvoldoende heeft gereageerd op zijn verzoeken om informatie en informatie over de zoon aan de jeugdbeschermer heeft verstrekt zonder dit met klager te delen.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat verweerder toestemming voor behandeling van de zoon behalve aan moeder ook aan vader had dienen te vragen. Daarnaast heeft hij onvoldoende gereageerd op klagers verzoeken om informatie betreffende diagnose, behandelplan en voortgang van de behandeling. Ten slotte had hij open moeten communiceren met klager over de aan de jeugdbeschermer verstrekte informatie.
Artikelen 7, 41, 61, 63, 89 en 98 van de Beroepscode 2015 overtreden.
Klacht gegrond, berisping en advies bijscholing te volgen.
Datum uitspraak CvT: 7 oktober 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 02 CvT
Klaagster verwijt verweerster onder meer dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden door aan vader te melden dat klaagster bekend was met autisme, heeft gesuggereerd dat er iets mis is in de relatie tussen klaagster en haar dochter en heeft gedaan alsof de stopzetting van de behandeling aan klaagster ligt.
De psycholoog heeft erkend dat zij anders had moeten handelen wat betreft de verstrekte gegevens aan vader en heeft voor het overige gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog artikel 71 van de Beroepscode heeft geschonden. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.
Klacht gegrond, geen maatregel opgelegd.
Datum uitspraak CvT: 7 oktober 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 05 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog dat zij haar voor zaken in contact heeft gebracht met de echtgenoot van de psycholoog die als jurist werkzaam is in een bedrijf waarvan de psycholoog de eigenaar is.
Daarnaast heeft de psycholoog door klaagster als kwetsbare cliënte verstrekte vertrouwelijke informatie over de voorgenomen verkoop van de (voormalige) echtelijke woning gedeeld met haar echtgenoot. Ook heeft de psycholoog het vertrouwen van klaagster beschaamd door niet meteen te melden dat zij financieel belang had bij de werkzaamheden van haar echtgenoot.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog de eisen van rolintegriteit op meerdere punten in zeer ernstige mate heeft geschonden.
Artikelen 48, 51, 52 en 55 van de Beroepscode 2015 overtreden.
Klacht grotendeels gegrond, voorwaardelijke ontzetting uit het lidmaatschap met publicatie en proeftijd.
Datum uitspraak CvT: 9 september 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 03 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog dat hij niet heeft gereageerd op haar vele (herhaalde) verzoeken om een nieuwe dyslexie-verklaring voor haar zoon. De zoon moet nu beginnen aan zijn opleiding zonder de benodigde faciliteiten.
De psycholoog heeft evenmin op de vele uitnodigingen van het College (per post, telefoon en e-mail) om een verweerschrift in te dienen gereageerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog zich niet toetsbaar heeft opgesteld. Dergelijk gedrag is onverenigbaar met het lidmaatschap van het NIP.
Artikel 38 van de Beroepscode overtreden.
Klacht gegrond, ontzetting uit het lidmaatschap en doorhaling in het register.
Datum uitspraak CvT: 9 september 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 46 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog, door het hof als deskundige benoemd in het kader van ‘forensische mediation’ in een procedure tussen klaagster en haar ex-partner (vader van hun minderjarige dochter), dat zij ten onrechte heeft nagelaten de psychopathologie van vader in het rapport te vermelden. Tevens verwijt klaagster de psycholoog dat zij haar na afloop van een gesprek met beide ouders, toen vader al was vertrokken, één op één heeft gesproken, hetgeen niet is toegestaan bij mediation, en haar toen heeft beloofd dat de dochter het hoofdverblijf bij haar zou krijgen, terwijl dit niet is uitgekomen.
Tenslotte behelst de klacht dat de psycholoog zonder klaagsters toestemming haar (verweersters) echtgenoot, die jurist is, bij de tussen partijen bestaande professionele relatie heeft betrokken.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College overweegt dat het niet tot de taak van de psycholoog behoorde vader of klaagster psychologisch te onderzoeken en een eventuele diagnose aan het onderzoek te verbinden, zodat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
Voorts is het College van oordeel dat de psycholoog door in het (korte) gesprek met klaagster alleen haar professionele rol te verlaten, – ook al is niet komen vast te staan dat zij klaagster de door haar gestelde belofte heeft gedaan – , heeft gehandeld in strijd met de beroepscode.
Dat de psycholoog haar echtgenoot, wiens praktijk als jurist in hetzelfde pand is gevestigd als die van haarzelf, heeft laten aanschuiven bij een gesprek met klaagster en haar vader acht het College een doorbreking van haar geheimhoudingsplicht en daarnaast onzorgvuldig.
De artikelen 15, 52 en 71 van de Beroepscode 2015 zijn overtreden.
Klacht deels gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 9 september 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 40 CvT
Klaagster, moeder van een bij de psycholoog in behandeling geweest zijnde dochter, verwijt de psycholoog dat zij een inschattingsfout heeft gemaakt door de dochter te snel confrontatietherapie voor te stellen. Daarbij heeft de psycholoog over de betaling van door de dochter gemiste afspraken op ongepaste wijze gecommuniceerd. Klaagster vindt het niet kunnen dat de psycholoog hierbij heeft gezegd dat zij in haar eentje zes monden te voeden heeft.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog niet te snel therapie in de vorm van exposure heeft voorgesteld nu er ook andere vormen van therapie zijn genoemd en de psycholoog in overleg met de dochter hierover nog geen beslissing had genomen. Evenmin is vast komen te staan dat de dochter hierdoor niet meer op afspraken durfde te komen.
Wat betreft de opmerking over haar thuissituatie overweegt het College dat de psycholoog door deze opmerking te maken weliswaar professionele en niet-professionele rollen heeft vermengd (artikel 52 van de Beroepscode) maar dat dit niet zodanig ernstig is dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert. De belangen van klaagster en haar dochter zijn hierdoor niet geschaad en evenmin is gebleken dat de psycholoog geen professionele afstand jegens hen meer kon bewaren.
Klacht ongegrond
Datum uitspraak CvT: 12 augustus 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 06 CvT
Klager, die samen met moeder ouder is van twee kinderen, verwijt de psycholoog dat zij rapportage aan de Raad voor de Kinderbescherming heeft verstrekt slechts op basis van informatie van moeder. De psycholoog heeft die informatie niet bij klager geverifieerd. Daardoor is klager in een kwaad daglicht gesteld.
De psycholoog heeft aangevoerd dat zij geen rapportage heeft opgesteld die bestemd was voor derden en dat anderen er voor verantwoordelijk zijn dat de rapportage in handen is gekomen van klager.
Het College overweegt dat met de beantwoording door de psycholoog van vragen van de Raad er sprake is van rapportage aan een derde. Deze rapportage bevat bovendien informatie en adviezen over klager.
Door het uitbrengen van de rapportage is artikel 96 van de Beroepscode overtreden. Daarnaast kan de psycholoog zich er niet op beroepen dat zij met de raadsonderzoeker geheimhouding was overeengekomen betreffende de rapportage. Door over een betrokkene in negatieve zin te rapporteren en vervolgens te trachten dit voor hem verborgen te houden heeft de psycholoog niet zorgvuldig gehandeld.
Niet vast is komen te staan dat de psycholoog een telefoongesprek met klager te abrupt zou hebben verbroken.
Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 12 augustus 2020
Hoger beroep ingesteld.
Uitspraak klacht 2019, nr. 36 CvT
Klaagster, in het ziekenhuis opgenomen na een suïcidepoging, verwijt de psycholoog onder meer dat zij, toen ze haar belde, niet is ingegaan op haar hulpvraag.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College overweegt dat partijen het er weliswaar al voor de ziekenhuisopname over eens waren dat voortzetting van de behandeling niet veel zin leek te hebben, maar dat de formele behandelovereenkomst nog niet was beëindigd. Het was dan ook de verantwoordelijkheid van de psycholoog ervoor te zorgen dat de keten van zorg in deze fase niet werd verbroken. Het College acht haar houding na het telefoontje van klaagster vanuit het ziekenhuis te afwachtend. Een proactieve rol was op zijn plaats geweest.
De artikelen 10 en 15 van de Beroepscode 2015 zijn overtreden.
Klacht gegrond, waarschuwing.
Datum uitspraak CvT: 12 augustus 2020
Uitspraak klacht 2020, nr. 04 CvT
Klager verwijt de psycholoog, die behandelaar is geweest van klagers ex partner, dat zij een rapportage over deze ex partner heeft uitgebracht die niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden, en die is overgelegd in een procedure bij het Gerechtshof. Voorts klaagt klager over het feit dat de psycholoog heeft geweigerd om op klagers verzoek haar rapportage te herroepen/in te trekken.
De psycholoog heeft als meest verstrekkende verweer het College verzocht om de klachten niet te behandelen, op grond van artikel 2.1.7. van het Reglement voor het Toezicht, aangezien de klachten van klager reeds twee maal door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) en eveneens twee maal door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) zijn beoordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 2.1.7 lid 1 van het RvT, de omstandigheden van het geval, en nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die tot een andere beslissing moeten leiden, komt het College tot het besluit de klacht niet in behandeling te nemen.
Klacht niet in behandeling genomen.
Datum uitspraak CvT: 3 juni 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 39 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog onder meer dat hij haar op het intakegesprek zeer afstandelijk heeft ontvangen, dat zij door hem werd afgekapt en dat het niet klikte in het contact.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College overweegt dat het gelet op de in deze procedure door partijen ingenomen tegenovergestelde standpunten niet kan vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat de daaraan ten grondslag gelegde door klaagster gestelde feiten niet zijn komen vast te staan.
Klacht ongegrond.
Datum uitspraak CvT: 20 mei 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 28 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog, die als gedragswetenschapper werkzaam was bij het team van klaagster en haar collega, dat zij onware en ongefundeerde uitspraken heeft gedaan jegens haar en haar collega, en hen daarmee in diskrediet heeft gebracht.
Klaagster acht de psycholoog verantwoordelijk voor het feit dat zij en haar collega ziek thuis zitten.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Naar het oordeel van het College kan de psycholoog geen tuchtrechtelijk verwijt ter zake van haar uitspraken worden gemaakt, nu het hier ging om het aanspreken van een collega op zaken die op haar functioneren betrekking hebben, hetgeen past binnen de werkwijze van een multidisciplinair team.
Dergelijke gesprekken vallen buiten de beoordeling van het College.
Het verwijt dat de psycholoog verantwoordelijk is voor het feit dat klaagster en haar collega ziek thuis zitten is niet onderbouwd en de juistheid van deze stelling is dan ook niet komen vast te staan.
Klacht ongegrond.
Datum uitspraak CvT: 21 april 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 26 CvT
Klager verwijt de psycholoog, die als gedragswetenschapper werkzaam was bij het team van klager en zijn collega, dat zij onware en ongefundeerde uitspraken heeft gedaan jegens hem en zijn collega, en hen daarmee in diskrediet heeft gebracht.
Klager acht de psycholoog verantwoordelijk voor het feit dat hij en zijn collega ziek thuis zitten.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Naar het oordeel van het College kan de psycholoog geen tuchtrechtelijk verwijt ter zake van haar uitspraken worden gemaakt, nu het hier ging om het aanspreken van een collega op zaken die op zijn functioneren betrekking hebben, hetgeen past binnen de werkwijze van een multidisciplinair team.
Dergelijke gesprekken vallen buiten de beoordeling van het College.
Het verwijt dat de psycholoog verantwoordelijk is voor het feit dat klager en zijn collega ziek thuis zitten is niet onderbouwd en de juistheid van deze stelling is dan ook niet komen vast te staan.
Klacht ongegrond.
Datum uitspraak CvT: 21 april 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 38 CvT
Klaagster verwijt de psycholoog onder meer dat zij zich bij de behandeling van klaagsters zoon uiterst passief heeft opgesteld en dat zij niet deskundig is op het gebied van autisme.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College heeft niet kunnen constateren dat de psycholoog zich passief heeft opgesteld.
Integendeel, zij heeft in het contact met klaagster meermaals haar bereidheid om te helpen laten zien, door zelfs in het weekend en tijdens haar vakantie met klaagster contact te hebben.
Evenmin heeft het College kunnen constateren dat de psycholoog niet deskundig is op het gebied van autisme.
Klacht ongegrond.
Datum uitspraak CvT: 5 februari 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 18 CvT
Klager verwijt de psycholoog dat zij de opdracht van de rechtbank als verwoord in de beschikking waarin zij tot bijzondere curator over klagers zoon is benoemd, heeft aanvaard zonder dat er eerst ‘een waarheidsvinding’ had plaatsgevonden. Volgens klager had de psycholoog signalen omtrent ‘pathogene ouderschap’ moeten onderzoeken.
Klager stelt voorts dat de psycholoog het verslag aan de rechtbank anders heeft geformuleerd dan met hem was besproken en dat zij heeft nagelaten zijn correcties over te nemen.
De psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Het College is van oordeel dat de psycholoog juist heeft gehandeld door niet eerst ‘een waarheidsvinding’ te doen plaatsvinden. Het doen van onderzoek teneinde een diagnose te stellen bij de minderjarige dan wel het cliëntsysteem, of het behandelen van een minderjarige dan wel het cliëntsysteem behoort niet tot de taak van een bijzondere curator. De omschrijving van de opdracht, zoals verwoord in de beschikking van de rechtbank, laat dergelijke handelingen ook niet toe.
Wel is het College van oordeel dat de psycholoog heeft gehandeld in strijd met artikel 93 van de Beroepscode 2015. Aan klager kwam het recht op correctie toe voor wat betreft die passages in het verslag die op hem betrekking hebben. Dit geldt evenzeer voor moeder met betrekking tot de passages die over haar gaan.
De stelling van de psycholoog dat het aan de rechtbank was en niet aan haarzelf om klagers correcties, althans voor zover het om feitelijke onjuistheden ging, in het verslag aan te brengen, gaat niet op.
Het College heeft er begrip voor dat de psycholoog is afgegaan op hetgeen in de documenten Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW en Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW is vermeld. Het College is echter van mening dat de beroepscode voor psychologen, en met name artikel 93, prevaleert. Nu het echter de eerste keer is dat het College in het kader van de ingediende klacht de afweging moet maken tussen de verplichtingen van het hierboven genoemde Werkproces, c.q. de Leidraad, en de beroepscode van het NIP, besluit het College geen maatregel op te leggen.
Wel geeft het College de psycholoog als NIP-lid mee, dat zij zich, als zij wordt benoemd tot bijzondere curator, ervan bewust dient te zijn dat zij zich ook in die functie (van bijzondere curator) aan de verplichtingen van de beroepscode van het NIP dient te houden.
Klacht deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Datum uitspraak CvT: 5 februari 2020
Uitspraak klacht 2019, nr. 13 CvT
Klager verwijt de psycholoog (die zijn dochter is) dat zij hem ten onrechte ‘voor gek heeft verklaard’ in een tegen hem gevoerde gerechtelijke procedure betreffende de erfenis van moeder en dat de kosten van die procedure bovendien door de praktijk van de psycholoog worden vergoed.
De psycholoog heeft aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht nu sprake is van een privé-situatie.
Het College heeft bij tussenbeslissing d.d. 18 september 2019 geoordeeld dat klager wel degelijk ontvankelijk is in zijn klacht. Verweerster heeft in de processtukken gebruik gemaakt van de aanduiding psycholoog. Daarmee is sprake van beroepsmatig handelen. Tevens kan klager worden gekwalificeerd als betrokkene. De psycholoog is in de gelegenheid gesteld een inhoudelijk verweerschrift in te dienen.
De klacht is vervolgens op basis van de stukken inhoudelijk behandeld.
Het College is van oordeel dat de psycholoog in de processtukken niet met een verwijzing naar haar deskundigheid als psycholoog uitspraken over klagers persoonlijkheid, gedrag en mentale toestand had mogen doen, zoals zij heeft erkend.
Dat de psycholoog deze bewoordingen niet zelf heeft gebezigd, maar dat haar advocaat dit op eigen initiatief aldus heeft verwoord, doet naar het oordeel van het College niet ter zake. Haar advocaat heeft de stukken namens haar ingediend. zij is voor de inhoud ervan verantwoordelijk te achten.
Het College acht artikel 48 van de Beroepscode 2015 overtreden.
Dat de kosten van de procedure door de praktijk van de psycholoog worden vergoed is niet komen vast te staan. Overigens is het aan de psycholoog te beslissen hoe zij de gerechtelijke procedure tegen klager financiert, het College treedt daar niet in. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel overweegt het College het volgende.
Het College heeft er begrip voor dat de gemoedstoestand van de psycholoog er gezien de omstandigheden toe heeft geleid dat zij de door haar advocaat opgestelde processtukken niet nauwkeurig heeft doorgelezen. De psycholoog heeft blijk gegeven van zelfinzicht en haar excuses aangeboden voor het feit dat dit is gebeurd.
Dit alles overwegende besluit het College de psycholoog geen maatregel op te leggen.
Klacht deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Datum uitspraak CvT: 5 februari 2020
Hoger beroep ingesteld.